Woensdag
‘Er zit een doperwt op zijn voorhoofd vastgevroren.’ Met de nagel van haar pink pulkte Anna het
eten van meneer Beenhakker. Het groene kogeltje rolde over de vloer en kwam tot stilstand bij de
spoelkeuken.
‘Dit moest een keer gebeuren,’ zei Peter terwijl hij de koksmuts van zijn hoofd trok en in een hoek
smeet. ‘Maar twee keer in één week…’ Hij zuchtte diep terwijl hij tegen het aanrecht leunde en naar
de zwart-wit geblokte tegels op de vloer staarde.
‘Zo op zijn rollator is het eigenlijk net of hij gewoon zit uit te rusten,’ zei Anna.
Peter keek op. Hoorde hij het nou goed, klonk haar stem vertederd? Hij begreep werkelijk niets van
vrouwen. Die Beenhakker zag er nota bene uit als Jack Nicholson in de eindscène van The Shining,
en dat in zijn keuken. Alle preken over veiligheid en hygiëne die hij ooit tegen het personeel had
gehouden waren wat hem betreft deze laatste dagen als vuil water door het putje weggespoeld.
Hooguit de resten van zijn illusie lagen er nog, achtergebleven op het zeefje. Daar kon hij niet
vertederd van raken. Twee dagen daarvoor hadden ze mevrouw De Wit zittend op de vloer van de
vriezer aangetroffen, en zojuist meneer Beenhakker. Dat krijg je ervan als niemand van het
personeel nog tijd heeft om op te letten of bewoners niet de vriescel inlopen, of het dak op, zoals
drie weken geleden. Daar was één van de hoofdzusters nota bene voor ontslagen terwijl ze er die
bewuste dag alleen voor stond. De vlekken van dat voorval zaten nog steeds op de bestrating bij de
ingang. Al die bezuinigingsrondes in de zorg hadden weliswaar economisch gezien aardige
neveneffecten nu bewoners er het leven bij lieten, maar op menselijk vlak en qua hygiëne waren ze
natuurlijk volkomen onacceptabel.
Vanaf de gang klonk een ringtone welke ze allebei herkenden als die van de telefoon van mevrouw
Kranendonk, de directrice. Even keken ze elkaar aan, toen gaf Anna de rollator van meneer
Beenhakker een trap zodat hij terug de vriescel inreed. Met haar handen duwde ze de zware deur
vervolgens achter hem dicht. De vinger waarmee ze de doperwt van de oude man had gehaald
veegde ze af aan haar verpleegstersjas terwijl de automatische schuifdeur openging en de directrice
naar binnen stapte.
‘Wie heeft deze bestellijst ingevuld,’ vroeg ze zonder te groeten, onderwijl met de lijst wapperend
alsof ze een irritante mug wegjoeg.
‘Ik,’ antwoordde Peter.
‘Luister,’ begon zijn bazin. ‘Wij hebben 86 bewoners.’
Nee, 84, dacht hij.
’86 keer 50 gram is in mijn beleving 4,4 kilo. Corrigeer mij maar als ik fout zit.’
Peter zei niets, hij keek wel uit. Met de directrice was het zuur appelen eten, zoals zijn moeder dat
vroeger uitdrukte. Liever ging hij badderen in een poel uitgehongerde krokodillen dan mevrouw
Kranendonk te wijzen op haar rekenvaardigheden, of althans, op het gebrek eraan.
‘Op deze lijst zie ik 6,4 kilo macaroni staan voor het eten van komende vrijdag, heb jij daar een
verklaring voor?’
Het prikkende vingertje mankeerde er nog maar aan. Nu kon hij natuurlijk uitleggen dat het
voedingscentrum rekende met 100 gram pasta per persoon en dat de 75 gram waar hij op zat al een
knieval was, zij het eentje die hij kon onderbouwen omdat bejaarden immers minder eten dan
mensen die nog in de bloei van hun leven zijn, maar daar zag hij van af.
‘Ik wil jouw bestellijsten niet telkens hoeven nacalculeren,’ zei ze. Opnieuw wapperde ze niet
aanwezige insecten weg met het papier.
Waarschijnlijk had ze het gewoon warm, dacht hij. Misschien kon hij haar voorstellen om een tijdje
af te koelen in de vriezer. Per slot van rekening begon het daar binnen aardig op een theekransje te
lijken, de directrice kon er wat hem betreft ook nog wel bij.
‘En ruim die doperwt op, ik wil een hygiënische keuken in mijn tehuis.’
‘Met excuses mevrouw Kranendonk,’ zei Peter. ‘Het zal niet meer voorkomen.’ Hij maakte er nog
net geen buiging bij.
De directrice opende de koelkast. ‘En waar staat mijn bronwater?’
‘In de voorraadkast,’ antwoordde Peter en hij haalde een flesje voor haar.
‘Voortaan wil ik koud water tot mijn beschikking hebben. Moet jouw contract binnenkort niet
verlengd worden?’ Ze kneep haar ogen samen onder de woorden.
‘Wederom excuses mevrouw Kranendonk,’ zei Peter.
‘Juist. En wat sta jij daar?’ Ze adresseerde Anna die voor de deur van de vriescel stond alsof ze de
Engelse kroonjuwelen bewaakte.
‘Ik heb pauze,’ antwoordde ze.
De directrice keek op haar horloge. ‘Volgens mij is die inmiddels wel afgelopen, meisje,’ zei ze,
waarna ze de keuken uitliep.
‘En nu,’ vroeg Anna toen de schuifdeur achter mevrouw Kranendonk sloot.
‘Nu ga ik de avondboterham voorbereiden’, antwoordde Peter en hij pakte zijn muts van de grond.
Terwijl Peter een schaal met rechthoekige plakken jonge kaas vulde voor de laatste maaltijd van die
dag hoorde hij het porselein in de eetzaal kletteren. Hij trok plasticfolie over het voedsel en ging
verder met het klaarzetten van de rest van het broodbeleg. Drie weken geleden was de Yorkham
vervangen door Kips leverpastei die je maar moeilijk fatsoenlijk kon uitstallen vanwege de vorm
van de kuipjes. Vorige week had hij de blikjes pastei vast opengetrokken omdat veel oudjes zich
daarbij verwondden. Maar toen had mevrouw Kranendonk na inspectie van de keuken
geconstateerd dat er halfvolle verpakkingen waren weggegooid en dat had hem weer een negatieve
aantekening in zijn personeelsdossier opgeleverd. Sindsdien stond de EHBO-doos in de hoek van de
eetzaal klaar. Sommige bewoners slikten namelijk bloedverdunners en dan werd zo’n maaltijd al
snel een onsmakelijk geheel, alsof het tehuis een slagveld was.
De kuipjes met abrikozenjam liet hij in een grote kom glijden en met een mes vulde hij kleine
bakjes met pindakaas uit een pot. Sinds de roomboter was vervangen door halvarine hoefde hij er
niet meer aan te denken om deze tijdig uit de koeling te halen. Hij zuchtte. De bejaarden in zijn
vriescel zaten hem flink dwars. Inmiddels werd er naarstig gezocht naar mevrouw De Wit, maar als
ook meneer Beenhakker niet zou komen opdagen bij het avondeten, dan gingen de alarmbellen pas
echt af. Eén zo’n oudje kwijtraken was slordig, maar twee begon toch al aardig op een traditie te
lijken. Hoewel dat niet helemaal het goede woord was natuurlijk. Toen Anna mevrouw De Wit vond
wist hij meteen dat het de waarheid, of zijn gezin ging worden. Al was het alleen maar omdat hij de
vrijdag daarvoor verse pasta met een saus op basis van artisjok en knapperige sla met huisgemaakte
croutons en een dressing van truffel had geserveerd waardoor hij flink over het budget was gegaan
en Kranendonk met ontslag op staande voet had gedreigd wegens het negeren van haar orders.
Bewoners uit de keuken weren was ook een order. Dus had hij over haar vondst gezwegen en was
de deur van de vriezer niet gerepareerd. Nu had De Wit nauwelijks familie, althans, nog nooit had
iemand naar haar omgekeken, maar meneer Beenhakker was een ander verhaal. Die had twee zoons
die hun vader wekelijks opzochten en er niet uitzagen alsof ze het zouden pikken dat pa in rook was
opgegaan, of, zoals de werkelijkheid was, diepgevroren tussen de doperwten lag omdat er een
deurklink stuk was. Gelukkig had iemand mevrouw De Wit vlak voor haar verdwijning doelloos op
de hoek van de straat zien rondscharrelen, daarna was ze door niemand meer gezien. Dankzij die
verklaring richtte de politie het onderzoek niet op het tehuis, maar ging men ervan uit dat ze in de
war was en dan wist je natuurlijk nooit waar zo’n oudje heenliep.
Peter plaatste het eten op een trolley en duwde deze de eetzaal in. Anna zag hem aankomen en nam
het karretje over.
‘We kunnen die arme mensen daar niet laten zitten,’ fluisterde ze.
‘Ze zijn toch al dood,’ antwoordde hij en liep terug naar de keuken. Ze had wel gelijk, dacht hij
onderweg, maar waar moest een mens zo snel met twee lijken heen? Hij kon ze moeilijk bij het afval
gooien.
‘Weet iemand waar Beenhakker uithangt,’ hoorde hij een bewoner luid vragen.
Beenhakker hangt niet, hij zit, wilde hij zeggen. Stijfbevroren, tegen de groenten voor de lunch van
morgen, maar hij hield zijn mond en verdween door de schuifdeur.
Die nacht bleef Peter in zijn domein slapen. Kranendonk was na het avondeten weggegaan en had
het toezicht overgedragen aan de nachtploeg. Normaal kwamen die nooit in zijn keuken, toch wilde
hij niet riskeren dat ze hun zoektocht naar de vermiste bewoners zouden uitbreidden, of onverhoopt
trek kregen in een kroketje. Die lagen namelijk achter in de vriescel en nog meer lijken tussen de
voorraad ging hem te ver. Los daarvan, je kon Beenhakker zien zitten zodra je de deur opende.
Mevrouw De Wit had hij samen met Anna keurig weggelegd tussen de bloedworst voor woensdag
en de zenige speklappen voor donderdag, maar die man zat daar gewoon op zijn rollator alsof hij
versteend was in de tijd. De vriescel als een modern Pompeii.
Uit zijn auto had Peter een fleecedeken gehaald en hij strekte zich uit op het kraakheldere aanrecht,
zijn voeten bungelden boven de gootsteen. Echt comfortabel lag het niet. Normaal sliep hij altijd op
een hard bed, maar deze roestvrijstalen ondergrond was toch niet te vergelijken met zijn matras
thuis. Misschien moest hij toch maar de waarheid vertellen. Gewoon zeggen dat hij even niet goed
had opgelet, dat hij hier ook maar alleen stond en dat honger nu eenmaal rare dingen doet met een
mens. Zeker bij degenen die de oorlog nog hebben meegemaakt. Die gaan naar eten zoeken en voor
je het weet zitten ze in je vriescel te knabbelen aan een bevroren frikadel terwijl de deur langzaam
achter hen dichtvalt, zoals in het geval van mevrouw De Wit. Haar vingers hielden de worst nog
stijf vast toen ze door Anna werd gevonden. Het probleem was alleen dat hij gistermiddag wijting
had geserveerd waardoor hij nu niet meer met droge ogen kon beweren dat mevrouw De Wit hem
niet was opgevallen. Bovendien, de oude dame was uiteraard niet zelfstandig op een plank
geklommen en tussen het vlees gaan liggen. Dat zou de politie nooit geloven, want bij leven liep ze
met een stok. Hij draaide zich om. Dit werd niets, besloot hij en gooide de deken van zich af om
vervolgens zijn benen over de rand te slingeren. Als hij de inhoud van zijn vriezer niet met de
buitenwereld wilde delen, dan kon hij beter gaan nadenken over het uitwissen van sporen.
‘Zitten ze daar nog steeds?’
Anna kwam de keuken binnen en knikte richting de vriescel. Het was half acht. Op de gang hoorde
hij bejaarden richting de eetzaal schuifelen. Hij had geen oog dicht gedaan en was daarom vroeg
aan de slag gegaan met het menu voor vandaag in de hoop op tijd naar huis te kunnen om in zijn
eigen bed verder te slapen. Beenhakker had hij vannacht opgeruimd, dus hoefde hij niet langer bang
te zijn dat ze hem zouden vinden.
‘Alleen mevrouw de Wit ligt er nog,’ zei hij terwijl hij kruiden over een grote schaal met rauw
gehakt strooide. ‘De schalen voor het ontbijt staan daar,’ knikte hij. Met zijn handen kneedde hij de
massa vlees. ‘En in de koeling staan gekookte eieren klaar.’
Anna stapelde de schalen op de trolley en zette als laatste de bak met eieren erop.
‘Wordt meneer Beenhakker al officieel vermist,’ fluisterde ze naar hem.
‘Geen idee,’ antwoordde Peter. ‘Maak je er maar niet langer druk over, ik los het wel op.’ Dat was
het minste wat hij voor haar kon doen, dacht hij. Per slot van rekening was het zijn idee geweest om
de directie niet in te lichten. Hij zette de bak gehakt opzij en spoelde zijn handen onder de kraan.
‘Ik weet gewoon niet wat ik zeggen moet als iemand naar hem gaat vragen. De oven staat trouwens
nog aan,’ zei Anna. ‘Wat heb je gemaakt?’
‘Niets, ik heb alleen maar het vlees ontdooid.’ Peter bukte zich om de ovendeur te sluiten en draaide
vervolgens de knop naar nul terwijl Anna een zak witbrood opentrok.
‘Twee boterhammen per persoon,’ zei hij. ‘Gisteren besloten,’ lichtte hij haar opgetrokken
wenkbrauwen toe. ‘Volgens Kranendonk moet dat genoeg zijn.’
‘Idioot,’ zei Anna. ‘Nog even en we mogen alleen nog maar droge beschuitjes serveren. Ze
overdrijven het met die bezuinigingen, vind ik. Binnenkort kunnen we de bewoners beter gaan
vriesdrogen, dat is goedkoper dan wassen,’ met haar trolley duwde Anna de deur naar de eetzaal
open.
Langzaam draaide Peter flinke gehaktballen zonder porties af te wegen. Er was voldoende en
vandaag zouden de bewoners een beetje extra krijgen. Dat hadden ze wel verdiend, na al die
maanden dat ze op rantsoen stonden. Bloedworst, stond er eigenlijk op de planning. Afvalvlees dat
hij als kok eetbaar moest maken. Als hij vroeger aan zijn moeder vroeg wat ze aten antwoordde die
steevast dat er stront met keistenen op het menu stond. Dat was natuurlijk een grapje van haar
geweest, maar sinds de overheid de zorg financieel de nek had omgedraaid begonnen zijn
maaltijden aardig op die stront met keistenen te lijken, hoewel het hier bloedworst met doperwten
werd genoemd. Veertien jaar chef-kok met een Michelinster en nu vulde hij dankzij een faillissement
zijn dagen in deze instelling met het schikken van plakjes kaas en het uitbakken van speklappen.
Nog even en hij kon de lui vuile pens gaan serveren, alsof hij zijn Schnauzer te eten gaf. Nee,
vandaag ging hij het helemaal anders doen, vandaag werd het een feestmaal. Al was het alleen maar
om nog meer hongerige bejaarden uit zijn vriescel te weren totdat er een nieuwe klink aan de
binnenkant was gemonteerd. Terwijl hij keurige ronde ballen op een schaal netjes naast elkaar legde
kwam mevrouw Kranendonk zijn keuken binnen. Ze plaatste de kom met koude eieren met een klap
op het aanrecht.
‘Heb jij het laatste memo niet gelezen?’ Ze sprak de woorden staccato uit, kennelijk om ze kracht bij
te zetten. Een andere reden kon hij er althans niet voor verzinnen.
Uiteraard niet, wilde hij zeggen, maar hij hield zijn mond omwille van zijn hypotheek.
‘Eieren serveren we uitsluitend nog op zondagochtend,’ zei ze. ‘Onthoud dat. Waar kan ik de flesjes
water deze keer vinden?’
‘In de vriescel,’ loog Peter terwijl hij rustig verder ging met het rollen van ballen. ‘Dan zijn ze
sneller koud.’
Achter zich hoorde hij de deur van de vriezer traag dichtvallen, de laatste zucht van een stervende.
Even later klonk er zacht gebons alsof er een paar straten verderop heipalen de grond in werden
geslagen. Zijn vaardige handen bleven rollen, bal na bal na bal.
De gehaktballen lagen heerlijk in de roomboter te sudderen terwijl Peter de bevroren doperwten in
een pan gooide en een laatste doekje over de gehaktmolen trok. Mevrouw Kranendonk had hij
zojuist links achter in de vriezer gezet, die werkte hij van de week wel weg. Met het verduisteren
van lijken was het niet anders als met erectiestoornissen. De eerste keer was het een drama, daarna
raakte je aan het gegeven gewend. De aardappelen pureerde hij met room en nootmuskaat tot een
zachte massa. Vandaag was het feest in huize Sans Souci, als was het alleen maar omdat een nieuwe
directrice nooit erger kon zijn dan de oude. Anna kwam de keuken binnen en blies een haarlok
omhoog. Ze bleef bij de deur staan.
‘Dat ruikt lekker,’ zei ze. Het klonk oprecht en hij was blij. Met puree en gehaktballen was je
weliswaar nog steeds niet in de race voor een ster, toch voelde hij zich eindelijk weer kok.
‘Kan ik beginnen met het vullen van de borden,’ vroeg Anna.
‘Nee,’ antwoordde Peter. ‘Vandaag gaan er schalen op tafel. Schalen vol eten. Vandaag hoeft
niemand met honger naar bed.’
De verpleegster trok haar wenkbrauwen op. ‘Laat Kranendonk het maar niet merken,’ zei ze.
‘Daar heb ik al voor gezorgd.’ hij vulde schalen met ballen, jus, puree en doperwten. ‘En ik ga de
mensen zelf verrassen.’
Even later liep hij met een trolley de eetzaal in. Daar hing de gebruikelijke onnatuurlijke stilte. Hij
liep langs de bewoners.
‘Schalen?’ Een oude dame die aan de kop van de tafel in een rolstoel zat verbrak de mores met haar
stem. ‘Die hebben we hier sinds 2009 niet meer gezien.’
Peter plaatste de gehaktballen voor haar alsof hij een pasgeborene neerlegde.
‘Ik ruik geen bloedworst,’ zei ze.
De vrouw mankeerde nog niets aan haar geheugen, stelde hij vast. Hoewel het onthouden van de
menukaart niet zo’n huzarenstukje was. De bewoners aten iedere dag van de week hetzelfde als de
week daarvoor, met uitzondering van de vrijdagen. Dan mocht hij de maaltijd zelf invullen. Maar
gezien het budget eindigde hij meestal met macaroni en tomatenpuree.
‘Dat klopt, u ruikt gehaktballen,’ antwoordde hij haar en als een echte chef trok hij de deksel
omhoog waaronder zijn juweeltjes heerlijk lagen te rusten in de zachte boter. ‘Met echte jus!’
De bewoners keken verbaasd naar hem op, want gehaktballen, die hadden ze al jaren niet meer
gezien!
‘Ach natuurlijk,’ riep de oude dame toen plots. Haar ogen begonnen te glanzen. ‘Het is woensdag.
Woensdag gehaktdag!’